vendredi, février 16, 2007

à la recherche des cartes perdues

ik waarschuw maar meteen. in dit stukje geen epische beschrijvingen van parijs. het is eigenlijk te banaal voor woorden. maarja..

het ondenkbare was gebeurd: ik was de heilige drievuldigheid kwijt. heilige drievuldigheid = mijn studentenkaart, mijn metro-abonnement en de sleutelkaart van mijn kamer. die drie heb ik praktisch de hele dag door nodig dus ik heb ze altijd in mijn zak en check dat onbewust denk ik tientallen keren per dag. vandaag was ik op mijn kamer en plots waren ze weg, niet in mijn zak niet op mijn bureau niet in mijn gezichtsveld. ik pijnigde mijn herinnering wanneer ik ze voor het laatste had gehad en inderdaad, deze morgen thuiskomend met de boodschappen had ik ze op mijn stoel gelegd. daarna was ik niet meer weggeweest dus met alle vertrouwen begon ik een beetje mijn stoel op te ruimen, kleren op te vouwen en zo. de stoel was leeg. ik checkte op en onder mijn bed, tassen, bureau, nachtkastje, schoolmappen, etensvoorraad, onder mijn computer, tussen mijn kousen, in mijn schoenen, pluisde vruchteloos heel mijn badkamer uit. enkele uren later was mijn kamer volledig opgeruimd en uitgestoft. dat was ook wel erg nodig, bedacht ik toen ik de vloer terug kon aanschouwen en alles op zijn plaats stond, en wat daarvoor al op zijn plaats stond was opgetild, afgestoft, doorbladerd. het voldane gevoel dat ik anders van het aanzicht van een kraaknette kamer zou krijgen ging verloren in een soort wanhoop dat de kaarten onvindbaar waren. ik ging na waar ik nog was geweest sinds mijn thuiskomst. ik trok richting keuken en haalde heel mijn frigo leeg om hem daarna terug in te ruimen. toen ook mijn ijskastdeeltje het meest net gestapeld was ooit, bemerkte ik de vijf centimeter afstand tussen de vloer en de onderkant van het keukenmeubilair. ik leende een borstel van de schoonmaakster en schraapte met de steel zoveel mogelijk vanonder. ik vond een ajuin, sinaasappel, twee messen, een kubieke decimeter stof, glasscherven maar geen heilige drievuldigheid... het was toen ik me in het haar greep en de verdrukte gedachte naar boven kwam: mijn vuilbakje staat in mijn kamer niet zo ver van de stoel waarop ik ze me het laatst herinnerde. en dat vuilbakje was die middag geleegd, net zoals 46 andere vuilbakkeninhoud op andere kamers op mijn verdiep, net zoals de 46 kamers van de vier andere verdiepingen in grote vuilniszakken gegoten, die nu in de kelder wachtten op een lift van de vuilniswagen. ik sprak mijn gedachten uit tegen twee lieve hulpvaardige mensen die me het afgelopen uur radeloos de gang hadden zien afzoeken en nu brainstorm hielden over plaatsen waar kaarten die onvindbaar zijn zich kunnen bevinden. we vielen collectief flauw. daarna knepen ze hun gezicht in een pijnlijke grimas en zeiden nous t'aiderons. paul zei gelukkig heb ik drie paar van die lange rubberen handschoenen op mijn kamer die tot aan je oksels komen. de ene seconde dat ik dat geloofde was genoeg om een hoopvolle 'écht?' uit te brengen. de uitdrukking op zijn gezicht was helaas grappend.
maar we zullen het vanavond doen, zei hij. ik zag voor mijn ogen het beeld van de hele kelderruimte gevuld met identieke zwarte volle vuilniszakken, en ons tot ons middel in de bananenschillen, zoekend naar drie kleine kaartjes(naast de vermoedde kaartjes zaten er namelijk ook bananenschillen in mijn vuilnisbak van die morgen).

terug op mijn kamer besloot ik dat ik er in totaal 100 euro voor over had om niet in die vuilniszakken te moeten gaan zoeken. vervolgens ging ik opzoeken wat het me zou kosten mijn heilige drievuldigheid te vervangen als ik ze niet terugvond. de sleutel van de kamer was 35 euro borg, mijn magnetische metro kaart vervangen kostte 26 euro plus een maand of zo wachttijd waarin ik een vervangend ticket voor een maand zou moeten kopen, ik schatte meer als 50 euro daarvoor. ik zat al over honderd. en dan had ik nog niet eens mijn studentenkaart terug. ik voelde me rationeel en neutraal toen die beslissing alvast was gemaakt. ik liet mijn ogen over mijn boekenkast glijden, en liet ze rusten op grammaire 2000, herinnerde me dat ik die ochtend iets had opgezocht. ik snokte het boek uit de kast en bladerde het door zoals ik al had gedaan met alle rondzwervende boeken in mijn kamer. vrijwel meteen vond ik de drie kaarten in hun pakketje, achteraan in het boek. het was niet zozeer opluchting dat ik voelde, meer spijt om het verkwisten van mijn vrije dag. ik probeerde me te troosten met gedachten als kijk, mijn kamer is kraaknet: een lege vloer, al mijn papieren geordend en mijn kasten netjes ingeruimd. paul en marie-sophie waren stukken opgeluchter toen ik hen het nieuws ging brengen (wat wel aanstekelijk werkte), in die mate dat ze zelfs vergaten mij een stom kieken te vinden. dat vinden deed ik dus maar zelf. de avond werd vervolgens exponentieel veel aangenamer dan in mijn eerdere vooruitzichten, dus dat stemde me weer milder en zelfs tot het inzien van de grap, en, uiteindelijk, een blogpost.